Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want hij zal zijn als een boom, geplant aan [11]waterbeken, die zijn vrucht geeft op [12]zijn tijd, en welks [13]blad niet afvalt; en al wat [14]hij doet, zal wel [15]gelukken. 11. Hebr. eigenlijk, waterscheidingen, of verdelingen der wateren; dat is, stromen, armen, hier en daar heen vlietende. Verg. hfdst.46 vs.5. Spreuk.5:16. 12. Dat is, ter rechter tijd, in zijn seizoen. Alzo Lev.26:4. hfdst.104 vs.27; hfdst.145 vs.15. Jer.5:24. 13. Of loof. Het afvallen der bladeren is vergezelschapt met het verwelken, daarom zetten het sommigen over, verwelkt niet. Verg. Jes.34:4. 14. De rechtvaardige, die bij den boom vergeleken is. 15. Of, bestaan, gedijen; of [daarin] zal hij voorspoedig zijn. Verg. Gen.39:2. 2 Kron.31:21; 2 Kron.32:30. en zie Rom.8:28. Sommigen duiden dit op de boom, bij welken de rechtvaardige wordt vergeleken, aldus; Al wat hij voortbrengt [Hebr. maakt of doet] zal wel gedijen; omdat het Hebreeuwse woord maken van het voortbrengen der vruchten elders gebruikt wordt. Zie Jes.5:4,10. Jer.12:2; Jer.17:8. en verg. Matth.3:8,10.